Archief mooie zinnen

Zus heeft de kat aan de kaas laten komen, daardoor is haar hutspot aangebrand, is ze met bult geraakt, is de gist gaan rijzen, heeft ze iets in haar korf, zit ze met pakske Ingrid Hoogervorst Woede, 173.

Ik zou jou wel eens hebben willen zien durven blijven staan kijken (Er is geen taal in de wereld waar je zeven werkwoorden achter elkaar in een zin kan zetten)

Soms is het beter iets moois te verliezen, beter te verliezen dan dat je het nooit hebt gehad.

Ik heb haast om de man te worden die ik altijd had willen zijn, of me te verzoeken met de man die ik geworden ben. Paul van Vliet

De taal is een organisme dat onnatuurlijke bedenksels uitzweet, als een achterwerk een schot hagel. Willem Wilmink

Herinnering is als een hond, die gaat liggen waar hij wil. Cees Nooteboom

Het besef, een broodkruimel te zijn op de rok van het universum. Lucebert.

Ofschoon ik een grondige hekel had aan zelfingenomenheid, ontveins ik mij niet, dat ik vaak zeer onder de indruk was als ik aan mijzelf dacht
Mulisch, In de pupil

Jongens waren we – maar aardige jongens. …
Nescio (ps. J.H.F. Grönloh), beginzin Titaantjes

Vanaf vandaag niks meer te vrezen.
Vanaf vandaag weet ik vervolgens dat:
Soms is het beter iets moois te verliezen.
Beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad.

Rowen Hèze

Les sanglots longs
Des violons
De l’automne
Blessent mon cœur
d’une langueur
Monotone.
Tout suffocant
Et blême, quand
Sonne l’heure,
Je me souviens
Des jours anciens
Et je pleure;
Et je m’en vais
Au vent mauvais
Qui m’emporte
Deçà delà
Pareil à la
Feuille morte.

Chanson d’Automne
(Paul Verlaine, 1844-1896)



En toen kon Barend Wells onderwijzer worden.
Uit: Barend Wells, Theo Thijssen.



Geachte poes,' zei Alice bedeesd. 'Zoudt u mij misschien kunnen zeggen welke kant ik uit moet gaan?' 'Dat hangt er nogal vanaf waar je heen wilt,' zei de kat. 'Het kan me niet schelen waar ik heen ga,' zei Alice. 'Dan geeft het ook niet zo veel welke kant je uit gaat,' zei de kat.


Hebban olla uogala nestas higunna hinase hic enda tu (ongeveer 1200 n.Chr.)
Hebben alle vogeltjes nestjes begonnen, behalve ik en jij.


Mine roec, wiene droech of wan,
Daaer trouwe ende doghet es an
Ende rene es van seden
Der namen an
Uut wat lande dat hi ran,
Dats, dien ic der namen an
Van der edelheden.


Het kan mij geen lor schelen wie iemands ouders waren,
Maar hij die trouw en deugdzaam is
En die rein is in zedelijk opzicht
Uit welk land ook hij afkomstig is,
Hem gun ik de naam Van edelman.

Jacob van Maerlant (ca 1230- ca. 1300)


Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven!


Het Egidiuslied is geschreven door Jan Moritoen voor zijn overleden vriend Egidius. Hij benijdt Egidius om zijn dood en klaagt over het leven dat hem nog rest. Hij vraagt Egidius een plaatsje vrij te houden in de hemel. Het Egidiuslied is een elegie of een klaaglied.


In de zekerheid van eigen heerlijkheid
Lodewijk van Deyssel (1864-1952)


And none will hear the postman's knock
Without a quickening of the heart,
For who can bear to feel himself forgotten?

Uit: Night Mail
W.H. Auden


Behalve den man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.
Nescio: De uitvreter


Fel in ’t duister zullen bloeien bloemen van gedachtenis.
P.C. Boutens


D'n Heilige Anthonius deen mos 't wiete.
Heej schreef meej terug, beste vrind wette dat.
Soms is 't beater iets moeis te verleeze.
Beater verleeze dan dat ge 't noeit het gehad.

Vanaf vandaag niks mier te vreeze.
Vanaf vandaag, wet ik vort dat.
Soms is 't beater iets moeis te verleeze.
Beater verleeze dan dat ge 't noeit het gehad.


Vanaf vandaag niks meer te vrezen.
Vanaf vandaag weet ik vervolgens dat:
Soms is het beter iets moois te verliezen.
Beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad.

Rowen Hèze


Een oceanisch zwelgen in de onbekende mogelijkheden van de taal was het en gaf hun stilletjesaan een geilachtig gevoel, zodat op den duur hun geslachten, verstopt in het donker, dik en lui aan het zwellen waren.

P.F. Thomesé


Uren, dagen, maanden, jaren,
Vliegen als een schaduw heên.
Ach! wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
Al het heden wordt voorleden,
Schoon 't ons toegerekend blijft!


(Nieuwjaarslied, 1e van de 6 coupletten)
Rhijnvis Feith
1753-1824


Ademend, ademend
’t hoofdje op de hand,
in het omwademend
tijdeloos land.
Ademend, ademend
vademen diep
waren de wateren
waarin het sliep;
die weer omsluiten
den slapensgenoot.
Ademend, ademend
stil in de schoot.


Ida Gerhardt


Het licht van de koelkast viel over haar knokige knieën.

Bleekers zomer, Mensje van Keulen


Ich weiß nicht, was soll es bedeuten,
Daß ich so traurig bin,
Ein Märchen aus uralten Zeiten,
Das kommt mir nicht aus dem Sinn.
Die Luft ist kühl und es dunkelt,
Und ruhig fließt der Rhein;
Der Gipfel des Berges funkelt,
Im Abendsonnenschein.


Heinrich Heine, 1822 (1799-1856)
in het gedicht over de legende: Loreley


Al stond in het centrum van het huis een kachel als uit de machinekamer van een stoomschip en stortte ik deze vol kolen en hout uit het bos, ze verspreidde geen warmte, - zoals er ook van mij, volgestort met het witte water van de firma Bols, niet echt meer iets constructiefs uitging.

Jeroen Brouwers kreeg in 2007 de Tzum-prijs voor 'de mooiste zin' uit verhalend proza van het jaar. Het is uit het boek 'In het midden van de reis door mijn leven’.


Mijn aangezicht in jouw ogen en dat van jou verschijnt in die van mij. En ware dartele harten liggen in beider gelaat.
Waar vinden we twee betere hemisferen zonder hard noorden, zonder tanend westen.
Wat sterft, was niet gelijk vermengd zo ons beider liefde een is en jij en ik zo gelijkelijk liefhebben dat geen kan afnemen geen kan sterven...


Uit: Tristan en Isolde


Het was in het allerholst van de nacht. Twee grote volle manen stonden met verwijtende gezichten aan de hemel. "Hoe hard rijden we nu?" vroeg ik. "Zesennegentig," zei Adriaan en draaide achteloos het stuur drie keer rond.
"Waar rijden we nu?" vroeg ik. "Om de markt in Rittenburg," zei Adriaan. "Rittenburg is een schilderachtig stadje," zei ik. "Het bezit een fraai middeleeuws stadhuis met een monumentale trap."
"Nee," zei ik toen het lawaai was opgehouden, "het BEZAT een fraai middeleeuws stadhuis. Kijk nou toch eens wat je gedaan hebt. Je kunt toch niet met een automobiel deze monumentale trap op."


Huizinga: Adriaan en Olivier (1939)


Waar zijn de bergen van den horizon. Ik zie ze niet.

Marsman De Bruid (1929)


Ik ben dichter
Ik ben dichter
Ik ben dichter bij het graf.
Ik ben dichter bij het graf dan gister.
Toen was ik er verder af.


Belcampo (1902-????) pseudoniem van H.P. Schonfeld Wichers)


Beginzin Het was nog donker toen in de vroege morgen...
Eindzin 'Het is gezien,' mompelde hij. 'Het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.

Reve (1923-2006) Uit: de Avonden


Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren

Wim Elsschot (1882-1960), uit: Het Huwelijk


Ik ben God in ’t diepst van mijn gedachten
De boomen dorren in het laat seizoen,
Ik ween om bloemen in den knop gebroken.


Willem Kloos (1859-1938)


Zie hier ons leven:
Wij waren iets,
Wij werden niets
Dan wat wij bleven.


Herman Gorter (1864-1927)


Een nieuwe lente en een nieuw geluid.

Herman Gorter (1864-1927)


Gij vraagt als een mens, daarvoor is antwoord noch vervulling.

(Windekind tegen Kleine Johannes)
Frederik van Eeden (1860-1932)


Mijn drucker leeft in droeven druck,
Want drucken druckt hem weinigh druck.
’t Waer geen bedruckte Drucker.
Viel ’t drucken maer wat drucker.


Mijn drukker heeft het moeilijk
Hij heeft het niet druk met drukken
Het zou geen bedrukte drukker zijn
Als hij maar wat meer werk had.
Constantijn Huygens (1596-1687), puntdichter


`Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee.
Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven
Als dauw aan de roos, die ontlook,
Wen de Dagbruid zich baadt en voor 't schuchter gelaat
Een waaier van vlammen ontplook. –


Jacques Perk (1859-1881)




Comments not allwoed zondag 14 februari 2010 - 14:15:21 reneberends